Overheid als Probleem

Wetenschap bouwt rekenmodellen die de echte wereld proberen te beschrijven. Als de aansluiting niet klopt dan kan een model van onderaf worden herzien door een onderzoeker (zoals Einstein) die een variant op de oude theorie poneert. Als het nieuwe model beter is vindt het steeds meer aanhang, en borrelt het omhoog tot het uiteindelijk de wetenschappelijke consensus voor zich wint.

De overheid bouwt juridische modellen die de maatschappij proberen te beschrijven. Als de aansluiting niet klopt dan kan een model van bovenaf worden herzien via politiek of van onderaf via de rechtspraak. Als dat allebei niet gebeurt dan wordt volhard in het bestaande beleid, want de overheid heeft een juridische basis, met de echte wereld als "optional extra".

Een regering die maatschappelijke problemen niet aanpakt kan een probleem zijn, maar niet iedereen ziet hetzelfde als een probleem, dus dit wordt al snel subjectief. Een regering die harde feiten uit de wetenschap als meningen terzijde schuift heeft geen realiteitszin, maar dat schept binnen de eigen juridische wereld niet zomaar verplichtingen. Pas als een regering wetten overtreedt is ze verplicht om die juridische spanning op te heffen. Voor dat laatste zijn we niet alleen afhankelijk van de politici en hun rechte ruggengraat; we kunnen ook naar de rechter stappen.

Uitvoerende overheden balanceren belangen van betrokken partijen binnen het juridische wereldmodel. Daarbij speelt consistent handelen een grote rol; iedereen moet in vergelijkbare omstandigheden op vergelijkbare manier worden behandeld, en ook een besluit dat in het verleden is genomen blijft in principe in stand. De overheid belichaamt dus eigenlijk "business as usual", ook als de realiteit zegt dat dat niet kan. Aanpassingen kunnen hooguit tijdens besluitvorming worden bevochten als dingen écht anders zijn geworden. Maar ook hier geldt weer dat die uitzonderingen juridisch betekenis moeten hebben, en ook hier moet dat soms door een rechter worden verwezenlijkt. Een periode met veel rechtszaken tegen de overheid kenmerkt dus een overheid die de werkelijkheid ondermijnt.

Het aanpakken van de overheid via een rechter is niet simpel, maar wél haalbaar. In principe neemt de rechter aan dat de overheid goed heeft gehandeld, maar luistert wel naar bewijzen van het tegendeel. Daarbij is een rechter zich bewust van de maatschappij en de echte wereld. Als het aangevoerde bewijs van een falende overheid formeel klopt en de correctie redelijk is dan kan de rechter de overheid bijsturen. Dat kan hard aankomen als een uitspraak brede uitwerking heeft. Vooral met "strategische litigatie" wordt de overheid een kant op geduwd die beter aansluit bij de echte wereld; zoals richting het aanpakken van klimaatproblemen. Veel klimaatzaken werken dan als vele pijlen die in dezelfde richting wijzen.

Wat de rechter principieel niet doet is de keuzeruimte van de overheid beperken. Dus bij afwegingen waar het een kwestie van voorkeur kan zijn of linksom of rechtsom wordt besloten, zal een rechter de overheid niet zomaar corrigeren. Wel kijkt de rechter de hiërarchie van wetten en regels na, en kan worden besproken of voldaan is aan alle voorwaarden, zoals zorgvuldigheid of correcte afhandeling van inspraak. Controleer dus vooral de gangen van je overheid; logische fouten in het proces duiden op onzorgvuldigheid, en procedurele fouten kunnen overtredingen van bestuursrecht of andere wetten zijn. De rechter is namelijk wel bereid tot "marginaal toetsen", waarbij wordt nagegaan of de overheid binnen haar keuzevrijheid op redelijke wijze tot besluit had kunnen komen.